Casio WK-6500 Handbuch Seite 73

  • Herunterladen
  • Zu meinen Handbüchern hinzufügen
  • Drucken
  • Seite
    / 131
  • Inhaltsverzeichnis
  • LESEZEICHEN
  • Bewertet. / 5. Basierend auf Kundenbewertungen
Seitenansicht 72
Gebruiken van de melodiesequencer
D-72
U kunt toegang verkrijgen tot de mixer tijdens de weergavestandby
of de opnamestandby (
C-4 (RECORD)
toets knippert) of terwijl de
opname plaats aan het vinden is (
C-4 (RECORD)
toets brandt).
Druk op de
C-5 (MIXER)
toets om het mixerscherm te tonen. Druk
nogmaals op de
C-5 (MIXER)
toets of druk op de
R-15 (EXIT)
toets om terug te gaan naar de melodiesequencermodusscherm.
De hieronderstaande tabel toont hoe mixerdelen corresponderen
aan de melodiesequencerdelen.
Ondersteunde mixerbewerkingen tijdens de weergave of
de weergavestandby
Alle mixerinstellingen kunnen worden geconfigureerd tijdens de
weergave of de weergavestandby, op voorwaarde van de
volgende voorzorgsmaatregelen.
Als u de mixerinstellingen wilt veranderen tijdens de
weergavestandby, verander ze dan na het selecteren van de
melodie die u wilt weergeven. Als u de mixerinstelling verandert
en daarna de melodieselectie, dan zullen de
voorloopinstellingen van de nieuw geselecteerde melodie
worden opgeroepen en de mixerinstellingen zullen
overeenkomstig daarmee veranderen.
De enige mixerinstellingen die u verandert tijdens de
weergavestandby zijn de instellingen die onderdeel zijn van de
melodievoorloopdata van de op dat moment geselecteerde
melodie. Als de mixerinstellingen halverwege veranderd waren
tijdens het opnemen van de melodie, zullen de later opgenomen
mixerinstellingen prioriteit hebben over instellingen die u maakte
tijdens de weergavestandby.
Ondersteunde mixerbewerkingen tijdens de
opnamestandby
De mixerinstellingen van de hier getoonde onderdelen (exclusief
deel aan/uit) worden ondersteund, afhankelijk van het spoor
waarnaar wordt opgenomen. Instellingen worden opgenomen naar
de voorloopinstellingen (pagina D-67) op dezelfde manier als
waarop instellingen worden opgeslagen wanneer het opnemen
werd gestart.
Ondersteunde mixerbewerkingen tijdens het opnemen
Mixerinstellingen kunnen niet worden geconfigureerd tijdens het
opnemen naar het systeemspoor.
Configureren van mixerinstellingen (behalve voor deel aan/uit)
wordt ondersteund voor een deel (B01 - B16) dat correspondeert
aan een spoor tijdens het opnemen van elk spoor 01 - 16 dat wordt
getoond. Enige verandering in een mixerinstelling op het
mixerscherm wordt opgenomen zodra het wordt gemaakt.
Zie “Gebruiken van de mixer” (pagina D-39) voor details
aangaande mixerfuncties en bewerkingen.
De voorloopdata van elke melodie bevat
“voorloopinstellingen”, wat instellingen zijn die van kracht
waren bij het Digitale Keyboard wanneer de opname
uitgevoerd wordt. U kunt d.m.v. een “paneelopname”
bewerking de voorloopinstellingen van een melodie
herschrijven met de huidige basisinstellingen van het Digitale
Keyboard.
de volgende items zijn voorloopinstellingen die herschreven
kunnen worden m.b.v de paneelopnamebewerkingen.
Ritmeselectie
Tempo instelling
Toonschaal instelling
De onderstaande mixerinstellingen
Alle deelparameters van A04 - A07 en B01 - B16
(Exclusief deel aan/uit).
Deelparameters van A09 - A16: Deel aan/uit, rwuweg
stemmen, fijnstemmen, toonschaal activeren, DSP lijn
DSP parameters: volume, pan, nagalm zenden
Effect instellingen
Begeleidingsvolume
UPPER 1 deeltoon, UPPER 2 deeltoon en LOWER
deeltoon selecties
1.
Druk op de C-3 (SONG SEQUENCER) toets om
de melodiesequencermodus in te schakelen.
2.
Selecteer d.m.v. de draairegelaar of de R-14
(–, +) toetsen een melodiegebiednummer.
3.
Configureer de opaneelinstellingen zodat ze de
instellingen reflecteren die u als de
voorloopinstellingen wilt schrijven.
U kunt de volgende instellingen configureren:
mixerinstellingen, tempo, systeemspoorritme,
spoortoonselectie, enz.
Gebruik om het systeemspoor UPPER 1, UPPER 2 of
LOWER deeltoon of mixerinstellingen te veranderen,
de mixer om de instellingen van Delen A05 (UPPER 1),
A06 (UPPER 2) en A07 (LOWER) te veranderen.
4.
Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt
terwijl u op de C-13 (MENU) toets drukt nadat
alle paneelinstellingen zijn zoals u wilt.
Hierdoor wordt het melodiesequencermenu getoond.
Mixerinstellingen en de
melodiesequencermodus
Mixer Melodiesequencer
Onderdelen A04 - A07, A09 - A16 Systeemspoor
onderdelen B01 - B16
Sporen 01 tot en met 16
Systeemspoor
Sporen 01 tot en met
16
A05 (UPPER 1), A06 (UPPER 2),
A07 (LOWER), A04 (Automatisch
harmoniseren) onderdelen
Onderdelen corresponderen
aan elk spoor
(B01 - B16)
Gebruiken van paneelopname
voor het herschrijven van
melodievoorloopinstellingen
Uitvoeren van een paneelopnamebewerking
Seitenansicht 72
1 2 ... 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 ... 130 131

Kommentare zu diesen Handbüchern

Keine Kommentare